Vanaf 1 maart 2021 kan de aangifte Inkomstenbelasting over 2020 gedaan worden.
Wij zullen de komende tijd hier een aantal onderwerpen die daarbij van belang (kunnen) zijn behandelen en we beginnen met het partnerschap. Het fiscaal partnerschap is voordelig: gezamenlijke lasten mogen daarmee op de meest voordelige manier verdeeld worden.
De hoofdbepaling staat in art. 5a AWR (de Algemene Wet Rijksbelastingen): als partner wordt aangemerkt (1) de echtgenoot en (2) de ongehuwde waarmee een notarieel samenlevingscontract is aangegaan. Het partnerschap eindigt als (art. 5a lid 4) er een verzoek tot scheiding van tafel en bed is ingediend en men niet meer op hetzelfde woonadres ingeschreven staat. Fiscaal gezien leeft men dan ‘duurzaam gescheiden’.
In de wet voor de Inkomstenbelastingen zijn uitbreidingen opgenomen (art. 1.2 Wet IB).
Hier zijn partners: (1) gehuwden en (2) geregistreerd partners. Daarnaast is er sprake van fiscaal partnerschap als (3) er een notarieel samenlevingsovereenkomst is, (4) men ongehuwd samenwoont op hetzelfde adres en een gezamenlijk kind heeft, (5) men ongehuwd samenwoont op hetzelfde adres en samen met de partner een eigen woning bezit of (6) men ongehuwd samenwoont op hetzelfde adres en beiden elkaar voor de pensioenregeling als partner hebben aangemerkt.
En let op: ook in de Toeslagenwet zijn bepalingen over het partnerschap opgenomen. Er kan dus in de praktijk verschil zijn tussen het fiscaal partnerschap en het partnerschap voor de toeslagen.