Nieuwe box 3-stelsels pas haalbaar vanaf 2027
De invoering van een nieuw stelsel voor het belasten van vermogen loopt waarschijnlijk opnieuw een jaar vertraging op. De huidige geplande invoeringsdatum van 1 januari 2026 voor de vernieuwde heffing in box 3 is praktisch niet haalbaar. Dat zegt staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) in een interview met NRC.
De Tweede Kamer debatteert begin mei over het onderwerp. “Om heel eerlijk te zijn: als het wetsvoorstel er deze zomer ligt, en we willen ook nog een internetconsultatie doen, en als je daarna anderhalf jaar uittrekt voor het wetgevingstraject, dan wordt het wel heel ingewikkeld om 1 januari 2026 te halen”, zegt Van Rij tegen NRC. “Want je hebt ook nog anderhalf jaar nodig voor de implementatie.”
Volgens dat schema kan de nieuwe heffing op z’n vroegst per 2027 worden ingevoerd. Het nieuwe stelsel is noodzakelijk sinds de Hoge Raad eind 2021 een streep zette door de bestaande rendementsheffing, die grotendeels gebaseerd was op een fictief rendement. Met de nieuwe wetgeving moet juist het werkelijke rendement op spaargeld en beleggingen worden belast.
De oorzaken van het hernieuwde uitstel liggen deels in de vertraging van de modernisering van de nodige ict-systemen. Volgens Van Rij speelt ook mee dat tijdens de formatie van het huidige kabinet-Rutte niet goed is nagedacht over wat het nieuwe stelsel inhoudt.
De verplichte verzekering AOV voor zzp’ers
Het aantal zzp’ers dat voorstander is van een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid (AOV) neemt af. Dat concludeert de Knab-bank op basis van eigen onderzoek onder 1500 zelfstandige ondernemers, meldt het AD.
Twee jaar geleden gaf 41 procent van de ondervraagden in een soortgelijk onderzoek van Knab aan voorstander te zijn van een verplichte AOV. Nu steunt nog maar 36 procent een verplichtstelling.
In een overheidsplan, dat naar verwachting in 2027 in werking treedt, moeten zzp’ers die niets geregeld hebben, verplicht een AOV afsluiten tegen een premie van ongeveer 8 procent van hun inkomen. Een eventuele uitkering – die komt te liggen rond het minimumloon – begint pas na een wachttijd van vermoedelijk een jaar.
Belastingvrije voet of heffingskorting
Staatssecretaris Van Rij heeft bij het beantwoorden van Kamervragen het introduceren van een belastingvrije voet, in combinatie met het afschaffen van heffingskortingen, een mogelijkheid genoemd die onderzocht kan worden om het stelsel te vereenvoudigen.
Een belastingvrije voet werkt ongeveer hetzelfde als een heffingskorting. Bij een heffingskorting wordt vanaf de eerste euro belasting geheven, maar wordt die verschuldigde belasting vervolgens verminderd met de heffingskorting(en). Hierdoor betalen belastingplichtigen in feite pas vanaf een bepaald inkomen belasting, net als bij een belastingvrije voet. Voor de invoering van de Wet Inkomstenbelasting in 2001 waren er geen heffingskortingen maar belastingvrije voeten. Het verschil met een heffingskorting is dat belastingvrije voeten eigenlijk werken als een soort aftrekposten, waardoor het voordeel in euro’s groter is voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Er is in 2001 voor gekozen de belastingvrije voeten te veranderen in heffingskortingen, omdat met kortingen gerichter inkomensbeleid kan worden gevoerd. Door een korting te verhogen met € 100 heeft iedereen er in principe € 100 voordeel van: het voordeel hangt dus niet langer af van het individuele marginale belastingtarief.
Een belastingvrije voet maakt het stelsel wel transparanter. Burgers zullen direct zien dat de eerste X euro aan inkomen vrijgesteld is van belasting.